“The weather is crazy in Oklahoma. One moment it’s nice, the next it is trying to kill you”, grapt een mollige dame die uit haar enorme pick-up truck stapt bij het tankstation. Om ons heen bliksemt het en is duidelijk dat het lichte spetteren zal overgaan in een daverde bui. ’s Ochtends zag ik de regen al aankomen. Ik dacht het te kunnen ontlopen door vroeg te vertrekken. Maar blijkbaar was ik toch niet vroeg genoeg.
Een groepje Oostenrijkse motorrijders, inclusief volgauto, stallen snel hun voertuigen. “We must go north, izz it better to schtop?”, vraagt de meest assertieve dame me met een heerlijk accent. Ik laat haar de regenradar zien en ze gebaart haar groep dat ze naar binnen gaan. Ze doen een rondje Route 66, van Chicago naar Santa Fe en dan noordelijker terug naar het beginpunt. Ondertussen gaan alle telefoons af omdat via het noodnet gewaarschuwd wordt voor onweer en ‘flash floods’.

De afgelopen dagen heb ik vooral kilometers gemaakt. Van Nashville over de Mississippi, twee dagen Arkansas, dan door naar Oklahoma. Iemand vertelde me: “Over de rivier wordt alles anders. Staten worden 4x zo groot, de natuur wordt ruiger en het weer ook.” De eerste twee dagen na Nashville had ik met de radar de hoosbuien redelijk weten te ontwijken. Zowel door andere routes te nemen (sorry Elvis, andere keer) als door tactisch te stoppen om ergens wat te eten. En dan vier uur te blijven hangen.

Onderweg kost het me moeite om alle hotels nog te herinneren. Het afgelegen hotel in Paragould, waardoor ik m’n diner maar had overgeslagen. Geen zin om nog door de regen naar een restaurant te rijden. Het nieuwe hotel in Russellville, waar ik stopte omdat er teveel regen viel op weg naar Fort Smith. Daar had ik ook met Scott, de portier, een finalewedstrijd uit de NBA had gekeken. En natuurlijk de “charme” van het industrieterrein in Edmond, net boven Oklahoma City. Die lag het dichtst bij Pops, een enorm wegrestaurant aan Route 66 waar ze wel 700 verschillende frisdranken verkopen. Zeggen ze, want niemand telt dat na.

Route 66 wordt ook verderop uitgemolken. Als de ergste regen is weggetrokken maak ik een tussenstop in Clinton. Beroemd door z’n Route 66 museum. Alleen niet op zondagochtend. Weet ik veel, ik ben op vakantie. Geen tijd om bij te houden welke dag het nu eigenlijk is. In Elk City, een half uur verder, hangt aan de deur van elke koopman ook het logo van de fameuze route. Het is maar een weg, denk ik. Op veel plaatsen nog slecht onderhouden ook. Als je zo trots bent op je verleden, zorg er dan voor.

Ik eet een taco en reserveer een hotel in Amarillo. Daar is die avond heel toevallig ook Oscar, een kennis uit Limburg die route 66 rijdt met een auto. De radar verzekert me dat het verderop droog is. Er wordt alleen wat wind voorspeld. Nou ja, daar kan een stevige Nederlandse jongen wel tegen. Dus vanuit Elk City stuif ik richting Texas. Binnendoor want daar mag je net zo hard als op de snelweg. Met de wind is het fijn om niet telkens rondom de vrachtwagens op de Interstate te dansen. Nog geen tien minuten over de staatsgrens met Texas begint het te spetteren. En de wind neemt wat toe. Met m’n regenbroek en dikke jas maakt me dat niet veel uit.

Onderweg zie ik ja-knikkers en andere olie installaties. Die had ik in heel Oklahoma geen één gezien. En precies over de grens beginnen ze de aarde leeg te pompen. En houden ze koeien. Heel veel grond lijkt leeg, maar dan ineens koeien tot aan de horizon. Met honderden tegelijk in vele kleine weilandjes, zwart van de stront. Je ruikt het eerst en daarna zie je koeien alsof het het museumplein is tijdens een huldiging.

De wind neemt toe en de regen ook. De auto’s achter me zien dat ik moeite heb om de motor strak op de weg te houden en blijven geduldig achter me rijden. Zo langzaam rij ik ook niet. Rondom de 70 mijl per uur lijkt er een goede balans te zijn tussen het zelfoprichtende effect van de wielen en de kracht van de wind, die met wel 95 km/u aan de motor rukt. Ik denk aan een stop maar kom 50 mijl lang geen tankstation, restaurant of koffiebar tegen. In Pampa kom ik een uurtje op adem in een muf tankstation annex frituur. Dan lijkt het ergste voorbij en tuf ik de laatste 60 mijl naar Amarillo. Toch waait het nog stevig. Het getrek aan de motor gecombineerd met het ultra platte, lege land zonder veel herkenningspunten doet rare dingen met het evenwichtsgevoel. Ik ben blij dat ik heelhuids aankom in Amarillo.

Uitgeput plof ik op bed en meldt Oscar dat ik hem in Santa Fe ga zien. Geen puf meer. Later die avond stuurt Oscar een foto. Hij is een groepje Oostenrijkers tegengekomen die eerder op de dag ook al een Nederlander hadden gesproken…

Amarillo

12°C, wind en buien