Tegen de grens met New Mexico verandert het landschap spectaculair. De troosteloze platte vergezichten van Texas gaan over in een stenen, glooiende woestijn. Bijzonder groen door de vele regen die er de afgelopen weken is gevallen. Vandaag is het mooi, de zon schijnt uitbundig met een paar strepen wolken die hun schaduw langzaam over het grootse uitzicht schilderen. Na Santa Rosa draai ik de weg op richting Las Vegas. Las Vegas, New Mexico, een dorpje, niet te verwarren met het gokparadijs in Nevada.

Ik ben in het Wilde Westen. De rotspartijen worden steeds spectaculairder. Een cowboy op een paard of een paar indianen zouden de filmset volledig maken. Aan de horizon doemen de Rocky Mountains op. Op de toppen ligt nog een beetje sneeuw. Twee uur later rol ik Santa Fe in. Zelfs in de brandende zon is het in de op de meer dan twee kilometer hoogte gelegen straten een aangename 22 graden. Ik check in het La Fonda, een hotel dat net zo oud is als het stadje uit 1610. Dat wil zeggen, op de plek waar het huidige hotel staat is in de loop der eeuwen een aantal maal het hotel opnieuw gebouwd. Het ligt naast de Plaza, het groene pleintje in het centrum dat op last van koning Philip van Spanje is aangelegd toen het toestemming kreeg om er een stad te vestigen.

Het stadje staat vol met adobe huizen. Gemaakt van de rode klei die in de rivier gevonden wordt. Het heeft een on-Amerikaanse charme en ik besluit drie nachten te blijven. De afgelopen dagen heb ik flink doorgereden om aan de westkant van de USA te komen en zowel mijn hoofd als m’n zitvlak kan wel wat rust gebruiken. Ook een rollende sofa heeft z’n grenzen qua comfort.

De volgende morgen maak ik een wandeling met een gids die uitgebreid verhaalt over de geschiedenis van de stad. Strategisch gelegen aan de zuidkant van de hoge Rockies was het eerst Spaans, daarna Mexicaans en sinds 1848 onderdeel van het Amerikaanse territorium. Pas in 1912 werd New Mexico een officiële staat, de 47e.  Bijna acht keer zo groot als Nederland met slechts 2 miljoen inwoners waarvan de helft in de grootste stad Albuquerque woont. De Mexicaanse invloed is ook terug te vinden in het eten. Je kan de tortilla’s krijgen met een rode chilisaus, met een groene of met beide, wat ze christmas noemen. De stad ligt aan het eind van de Santa Fe Trail, de beruchte handelsroute die in gebruik was totdat in 1880 de stad ontsloten werd door de stoomtrein. In een voormalige editie van het La Fonda hotel heeft Billy the Kid nog in de keuken gewerkt.

De dag erna rij ik naar Los Alamos, het geïsoleerd in de bergen gelegen dorp waar in de tweede wereldoorlog meer dan 8000 mensen werkten aan de ontwikkeling van de atoombom. Nog altijd is er een grote research campus. Onderweg steek ik de rivier Rio Grande over die een grote canyon heeft gesleten in het landschap. Het museum in Los Alamos toont hoe de atoombom ontwikkeld is en er staan replica’s op ware grootte. Ze zijn kleiner dan ik verwacht had. Verbazingwekkend dat in zo’n stuk blik zo’n grote kracht kon zitten.

Terug in Santa Fe pak ik het boekje van m’n gids erbij en ga op de Plaza op een bankje zitten lezen. Of tenminste, dat probeer ik. Want blijkbaar is iemand die zit te lezen een goed aanspreekpunt voor de lokale inwoners die me vertellen over de historische en huidige uitdagingen van de stad. Een dame klaagt dat de belastingen zo hoog worden omdat ook allerlei beroemdheden in de omgeving grote landgoederen kopen. Oprah, Julia Roberts en Val Kilmer zouden daar voorbeelden van zijn. Zodra het te donker wordt pak ik m’n telefoon erbij om een route uit te stippelen naar Denver, waar ondertussen de motormaten geland zijn die twee weken mee gaan rijden.

Santa Fe

Zonnig, 25° C